Verkiezingsprogramma 1995-1999 van het GPV

zondag 12 maart 1995 21:39

INHOUD IN ALFABETISCHE VOLGORDE

1. ALGEMEEN
2. BESTUUR
3. ECONOMIE, WERK, RECREATIE
4. FINANCIEN
5. LANDBOUW
6. MILIEU
7. NATUUR EN LANDSCHAP, WATERSCHAP
8. ONDERWIJS, CULTUUR
9. RUIMTELIJKE ORDENING, WONEN
10. VERKEER EN VERVOER
11. WELZIJN EN ZORG


TREFWOORDENLIJST

Algemeen 1
Ambulancevervoer 11.2
Afval 6.1
Asfalt 10.1
Automobiliteit 10.2
Bedrijven 3.1
Begroting 4.1
Bestuur 2
Bestemmingsplan 9.5
Bezuinigingen 4.2
Bodemvervuiling 6.2
Collegeprogram 2.5
Cultuur 8.1
Dorpen 9.7
Economie 3
Emancipatie 10.1
Energie, energieheffing 6.3
Financiën 4
Friese taal 8.1
Gehandicapten 11.2
Geluidsoverlast 6.4
Gemeenten 2.3
Gezondheidszorg 11.3
Industrie 3.2 , 9.3
Infrastructuur 3.3
Jeugdwerk 11.4
Landbouw 5
Landinrichting 5.2
Landschap 7, 5.5
Maatschappelijk werk 11.5
Milieu 6
Milieuvergunning 6.5
Milieuvervuiling 5.3
Mineralenboekhouding 5.4
Minderheden 11.6
Monumenten 8.2
Moskeeën 11.5
Museum 8.1
Natuur 7
Natuurgebieden 3.4
Normen en waarden 1.2
Omroep 8.3
Onderwijs 8
Opcenten 4.3
Openbaar vervoer 10.3
Ouderen 11.7
Provincies 2.4
Recreatie 3
Ruimte 9
Scholen 8.4
Steden 9.6
Stortplaatsen 6.1
Subsidie 4.4 , 11.5
Taal 8.1
Thuiszorg 11.6
Vaartuigen 10.4
Veehouderij 5.6
Veiligheid 10.5
Verbranding 6.1
Verkeer 10
Vervoer 10
Volkslied 1.3
Vormingswerk 8.5
Warmte-krachtkoppeling 6.3
Waterschap 7.4
Watersport 3.5
Watervervuiling 6.6
Welzijn 11
Werk 3
Windenergie 6.3
Wonen 9
Zorg 11
Zondagsarbeid 2.6
Zuiderzeespoor 10.6

1. ALGEMEEN
Het GPV heeft de Bijbel als uitgangspunt.
De Bijbel begint met de schepping.
God heeft de aarde goed geschapen.
Hij gaf de mensen de opdracht mee de aarde te bebouwen en te bewaren ,
te ontplooien en te verzorgen.
Rentmeester te zijn.
Met instructies, die samengevat worden in twee basisregels :
* heb God lief met hart en ziel ;
* houd net zoveel van uw medemens als van uzelf.

Deze twee basisregels zijn nader omschreven in de 'Tien geboden' : de universele wet van God.
De 'Tien geboden' zijn nader uitgewerkt in de hele Bijbel : Gods Woord.
Een dagelijkse leidraad voor ons doen en laten.

Je houden aan de Bijbel is geen last, maar een lust. Want dat is tot zegen voor ons en voor iedereen.
Leven naar Gods regels is tot zegen voor ons land en volk.
Het GPV wil politiek bedrijven vanuit de Bijbel
als onwrikbaar fundament.

1.1 Provinciale Staten kennen geen 'ambtsgebed' aan het begin van vergaderingen. Toch is het goed, dat de overheid uitspreekt in dienst van God te staan.
De Commissaris van de Koningin opent een vergadering van Provinciale Staten voortaan met bijvoorbeeld de volgende proclamatie:
"Ik open de vergadering van de Provinciale Staten en spreek uit, dat de overheid in dienst van God staat en door Hem geroepen is om de samenleving tot Zijn eer en tot welzijn van de burgers van Friesland te ontwikkelen. Moge God ons wijsheid schenken om deze roeping trouw te vervullen en over onze arbeid Zijn zegen gebieden."

1.2 Normen en waarden krijgen nieuwe waarde.
Milieuvervuiling is erg: het tast de eer van de Schepper aan. Geestelijke milieuvervuiling is even erg: ook dat betekent een rechtstreekse belediging van God.
Geestelijke milieuvervuiling op radio en televisie, in kranten en tijdschriften, in reclame en op stranden, moet worden tegengegaan. Het wordt hoog tijd, dat er écht wat gedaan wordt aan normen en waarden. Niet normen en waarden, afgeleid van het menselijk verstand, maar normen en waarden uit de Bijbel zijn van écht belang.

1.3 't Friese volkslied is te chauvinistisch.
De tekst moet dan ook zo snel mogelijk worden afgeschaft, evenals de melodie. Die past helemaal bij het huidige volkslied en is veel te hoogdravend.
De provincie neemt het voortouw tot een nieuw volkslied.
Een nieuw volkslied zal evenwichtiger moeten zijn.
Eén couplet is voldoende, hooguit twee.
Het moet aansluiten bij de overwegend christelijke identiteit van de bevolking.
Het moet ook iets van de geschiedenis weerspiegelen.
Voor een andere melodie is het wellicht goed die van een ander Fries lied te kiezen. Bijvoorbeeld de melodie van: 'Dêr't de dyk it lân omklammet'.
De provincie looft daarvoor een prijs uit.
De organisatie wordt overgelaten aan de Fryske Akademy.

2. BESTUUR
De Bijbel is duidelijk over de taak van de overheid.
Lees daarover bijvoorbeeld de brief van Paulus aan de Romeinen, hoofdstuk 13.
De overheid staat in dienst van God.
Ook voor de overheid gelden Gods geboden.
Zij ontving van Hem een taak op het gebied van het openbare en burgerlijke leven.
Handelen in overeenstemming met de Bijbel komt de samenleving altijd ten goede.
De overheid behoort God te eren als de machtige Schepper en vanuit de Bijbel een rechtvaardig beleid te voeren.

Het provinciebestuur behoort dus een goede werkgever voor het personeel te zijn.
Daarbij moeten uitgangspunten en doelstellingen ook voor het personeel duidelijk zijn. Dat bevordert de motivatie van het personeel.

Het provinciaal bestuur van Friesland heeft tot taak onze provincie tot verdere harmonische ontplooiing te brengen.

2.1 De proef met Friesland als provincie-nieuwe-stijl moet via herverdeling van taken van gemeenten, provincie en rijk vóór het jaar 2000 tot concrete resultaten leiden.
De samenwerking van gemeenten in regio's is dan verdwenen. Deze vorm van verlengd lokaal bestuur wijzen wij af. Overheidstaken worden òf door gemeenten òf door de provincie gedaan. Eventueel kunnen enkele uitvoerende taken door een zelfstandige dienst worden verricht.

2.2 Gemeenten moeten sterk en niet te klein zijn. Anders zullen teveel taken naar de provincie gaan. Overheidstaken moeten zo dicht mogelijk bij de burger worden uitgevoerd.
De grootte van een gemeente wordt niet bepaald door het aantal inwoners. Een gemeente moet een sterke eenheid zijn van met elkaar samenhangende industrie, cultuur en landschap. Bij een eventuele herindeling wordt aan het oordeel van de betrokken gemeenten grote waarde toegekend.

2.3 Samenwerking met andere provincies is nuttig. Dat geldt zowel voor het landelijke
IPO (Inter-Provinciaal-Overleg) als voor het
SNN (Samenwerkingsverband Noord-Nederland).
Doel ervan is gezamenlijke belangen na te streven. Achter de onderlinge concurrentie tussen Drenthe, Friesland en Groningen wordt een punt gezet.
Het SNN mag niet uitgroeien tot een vierde bestuurslaag. Alleen zaken, die van gemeenschappelijk belang zijn, worden in behandeling genomen.

2.4 Het Collegeprogram wordt geschreven met inschakeling van alle partijen. De zetelverdeling van het college van Gedeputeerde Staten moet op dezelfde wijze worden berekend als de zetelverdeling van Provinciale Staten.

2.5 Zondagsarbeid voor het eigen personeel wordt zoveel moge-lijk vermeden. Wanneer die arbeid noodzakelijk is, wordt een zodanige werkindeling gemaakt, dat het personeel voldoende mogelijkheden heeft om kerkdiensten te bezoeken.

3. ECONOMIE, WERK EN RECREATIE
De ontwikkeling van de samenleving is een roeping voor ieder mens. Werk (betaald of onbetaald) is daartoe een goed middel.
Door werk kunnen burgers in hun eigen levens-onderhoud voorzien. Dat is belangrijk voor henzelf èn voor de overheid.
De overheid moet zich daarom maximaal inspannen voor voldoende werkgelegenheid .

Naast de roeping om door werken bij te dragen aan de ontwikkeling van de samenleving, geeft God ons ook mogelijkheden voor sport en ontspanning.
Door een verstandig gebruik van deze mogelijkheden zal de mens beter zijn opdracht kunnen verrichten.

Nieuwe kleinschalige recreatievoorzieningen kunnen een welkome aanvulling betekenen, vooral voor gezinnen.
Zulke voorzieningen stellen ook minder hoge eisen aan het natuurlijk milieu en leiden ook niet snel tot een inbreuk op de rust, die zo kenmerkend is voor Friesland.

3.1 't Bedrijfsleven moet zo weinig mogelijk drempels ondervinden. De regels moeten eenvoudig en duidelijk zijn.

3.2 Grootschalig industrieterrein kàn noodzakelijk zijn voor de werkgelegenheid, maar niet tot elke prijs. Het milieu, de natuur en het landschap zijn belangrijke punten voor een goede afweging.
Versterking van bestaande industrieterreinen gaat boven grootschalige nieuwe activiteiten.
Een grootschalig industrieterrein moet goed bereikbaar zijn per schip en per trein. Milieuvriendelijk vervoer is een voorwaarde.

3.3 Infrastructuur is het kernwoord voor provinciaal werkgelegenheidsbeleid. Planologische maatregelen horen daar nauw bij aan te sluiten. Bestaande werkgelegenheid moet behouden blijven. Sociaal-economisch zwakke streken worden bevoordeeld.
Het Economisch Structuur Fonds richt zich vooral op het eerste belang: een goede infrastructuur.

3.4 Natuurgebieden worden geschikt gemaakt voor vormen van extensieve recreatie, onder andere door de aanleg van toeristische fietspaden. Gebieden met bijzondere natuurwaarden, zoals rustgebieden, blijven evenwel afgesloten. Recreatie-objecten worden niet toegestaan als dat leidt tot grote druk op natuurgebieden.

3.5 Watersport geeft werkgelegenheid en zou (onder voorwaarden) nog kunnen groeien. Zoals het wegverkeer bijdraagt aan de instandhouding van het wegennet, zo zal het waterverkeer moeten bijdragen aan de instandhouding van waterwegen en bruggen.
Daarnaast kan een milieuheffing voor vaartuigen zonder een gesloten toiletsysteem (dus zonder afvoer) een goed middel zijn om schoner oppervlaktewater te krijgen. Bij jachthavens moeten goede toiletvoorzieningen zijn en aflevermogelijkheden voor vuil water en olie. Dat kan mee uit die milieuheffing worden betaald.
Deze maatregelen moeten we landelijk nastreven.
Er moeten afspraken over de brugbedieningstijden worden gemaakt voor de doorstroming van het wegverkeer.

4. FINANCIEN
In de Bijbel staan duidelijke richtlijnen voor het omgaan met geld en goed.
Het provinciebestuur beheert de geldmiddelen van de provincie als een goed rentmeester.
Dit houdt onder meer in, dat de begroting reëel sluitend is. Daartoe moeten belastingen en retributies op een redelijk peil zijn.

Zijn de financiële middelen dan nog onvoldoende, dan moet evenwicht ge-zocht worden door afzien of beperken van de minst drin-gende uitgaven.

Subsidie aan particuliere instellingen mag alleen aanvullend zijn. Particuliere initiatieven kunnen daarmee gestimuleerd worden. Alleen in de startfase kan het subsidiebedrag hoger zijn dan de eigen inkomsten van een particuliere organisatie.
Dit geldt uiteraard niet voor belangrijke instellingen zoals de jeugdhulpverlening.
Activi-teiten die in strijd zijn met de Bijbel worden niet gesubsidiëerd.
Instellingen op godsdienstige of levens-beschouwelijke grondslag worden gelijk behandeld als andere instellingen. Deze instellingen worden niet (direct of indirect) gedwongen in een algeme-ne koepelorganisatie op te gaan.

4.1 Begrotingen en rekeningen worden eenvoudig inge-richt en toege-licht.
-Contrôle richt zich niet alleen op de juistheid, maar ook op een doelmatige besteding.
Een nieuwe 'produktbegroting' moet aan deze voorwaarden kunnen voldoen.

4.2 Bezuinigingen moeten ook de eigen provinciale dienst treffen.
Uitbesteding, privatisering of afstoting van bepaalde taken is een goed middel tot interne bezuiniging.
Bij privatisering wegen de belangen van het personeel mee.
De hoofdzaak is, dat het provinciebestuur zich tot hoofdzaken (kerntaken) beperkt.

4.3 Opcenten op de motorrijtuigenbelasting worden gebruikt voor de aanleg en het onderhoud van wegen, bruggen, tunnels en viaducten. Een verdere verhoging van de opcenten kan daarvoor nodig zijn.

4.4 Subsidies worden alleen verleend aan instellingen van voldoende openbare en provinciale beteke-nis.
Sport is een gemeentelijke taak. De provinciale subsidie op sport kan geleidelijk beëindigd worden.
Vrouwenemancipatie behoeft geen verdere stimulering. De provinciale subsidie beperkt zich tot de rijksbijdrage, die de provincie daarvoor ontvangt.

Bij de herverdeling van taken tussen gemeenten en provincie worden afspraken gemaakt over susidies. Een bepaalde organisatie of activiteit wordt door niet meer dan één overheidsinstelling gesubsidieerd. Dat bevordert de duidelijkheid en de contrôle.

Er worden geen bijdragen verleend aan commerciële sport. Ook niet via bedrijven, waarvan de provincie mede-aandeelhouder is.

5. LANDBOUW
De opdracht om te bebouwen en te bewaren geldt zeker voor de land- en tuinbouw.
Landbouw is nodig om te kunnen leven.
Is ook van grote betekenis voor onze economie.
Landbouwbelangen lijken strijdig met een goed milieu.
Goed rentmeesterschap heeft oog voor beide.
Landbouw en milieu behoren beide bevorderd te worden.
Verantwoord omgaan met de schepping.
Met de grond, met de produkten, met de dieren.
Verantwoord omgaan met bestrijdingsmiddelen en bemesting.

Produktieverhoging leidde tot aantasting van het natuurlijk milieu.
Daardoor zijn er nu grote inspanningen nodig voor een goed evenwicht tussen landbouw en milieu.
Dat kan door meer extensieve bedrijfsvoering.
Dat kan ook door ecologische landbouw.

Een goed milieubeleid is van levensbelang voor de landbouw.
Werken aan een duurzame landbouw kost geld en inspanning.
Maar op termijn zal het vruchten afwerpen.

De overheid moet daaraan meehelpen.
Ook financieel.
In het belang van de hele samenleving !

5.1 Landbouw. Biologische landbouw en alter-natieve teelten worden bevorderd. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen wordt beperkt.

5.2 Landinrichting en bescherming van het landschap moeten elkaar zo mogelijk versterken. Waardevol landschap moet in elk geval behouden blijven.
Kavelruil zonder uitvoeringswerk heeft de voorkeur boven landinrichting. Het is goedkoper, sneller klaar en beter voor de natuur en het landschap.

5.3 Milieuvervuiling door mest wordt tegen-ge-gaan door een effectieve toepassing van wettelijke bepa-lin-gen.

5.4 Mineralenboekhouding is een nuttig instrument voor goed rentmeesterschap.

5.5 Natuur en landschap kunnen uitstekend door boeren worden beheerd. Zo worden boeren betrokken bij de zorg voor de natuur en wordt tevens het bedrijfsbelang bevorderd.

5.6 Veehouderij. Alleen onder strenge voorwaarden wordt meegewerkt aan de vestiging van nieuwe intensieve veehouderijbedrijven.
Dat geldt ook voor veredelingsbedrijven.

6. MILIEU
Bij de schepping van hemel en aarde heeft God de mens de opdracht gegeven de aarde te bebouwen èn te bewaren. Te ontplooien èn te verzorgen. In deze opdracht is de mens ernstig tekort geschoten. Materialisme en egoïsme leiden tot een onverantwoord gebruik van de schepping.
De wereldwijde gevolgen hiervan voor het leven van mensen, dieren en planten zijn steeds duidelijker aan het licht gekomen.

Het behoud van de schepping moet voorop staan in het beleid.
De aantasting van de natuur en het milieu moet worden omgezet in verantwoord beheer.

Friesland is een relatief schone provincie.
Die voorsprong moeten we trachten te behouden.
Aan de doelstellingen uit de milieubeleids-plannen van het rijk moet dan ook streng de hand worden gehouden.

Het provinciebestuur bevordert samen met ge-meenten en milieuorganisaties het milieubesef van de burgers. Door middel van voorlichting wordt milieubewust gedrag gestimuleerd.
Hoe laten wij ons stukje van de aarde na aan hen, die na ons hier zullen wonen ?
Samen zijn wij daarvoor verantwoordelijk.
Daarom streven we naar een
duurzame ontwikkeling.

6.1 Afval. Preventie en hergebruik staan voorop.
Ver-bran-ding (buiten Friesland) met ener-gie-terug-winning heeft de voor-keur boven stor-ten. Friesland is te klein voor een efficiënt gebruik van een eigen afvaloven.
Stortplaatsen behoren van te voren door een landschapsarchitect te worden ontworpen. De eindsituatie ná de stort is daarbij van doorslaggevend belang.

6.2 Bodemverontreiniging. Zo snel mogelijk beëindiging door sanering of isolatie op een verantwoorde wijze.
De provincie neemt het voortouw om vervuilde waterbodems gezond te maken.

6.3 Energie uit windkracht moet krachtig bevorderd worden. De provincie moet alle zeilen bijzetten om de doelstelling 200 MW in het jaar 2000 te halen!
De vergoeding voor windenergie wordt verhoogd.
In een windrijke provincie past geen kerncentrale.
Energie-opwekking door warmte-krachtkoppeling wordt bevorderd. Gelijktijdig wordt de productie van andere dan gasgestookte centrales in Nederland verlaagd.
Overtollige warmte bij de productie van electriciteit moet nuttig besteed worden. Warmtevragende bedrijven moeten dan ook een plaats kunnen krijgen in de directe nabijheid van de centrale Bergumermeer.
De overheid moet burgers opwekken om zuinig met energie om te gaan. Energieheffing kan een instrument zijn om dat te bevorderen. Hoe hoger energieverbruik, des te hoger de heffing.

6.4 Geluidsoverlast. In stiltegebieden die voor recreatie opengesteld zijn, worden beperkingen opgelegd aan gemotoriseerde vaar- en voertuigen.

6.5 Milieuvergunningen. Bij de herverdeling van taken tussen gemeenten en provincie moet er één loket komen voor het verlenen van milieuvergunningen. De provincie is daarvoor het meest geschikt. Eventueel kan een zelfstandige dienst met deze taak worden belast.

6.6 Vervuiling van water en van lucht moeten worden bestreden. Schoon water en schone lucht zijn noodzaak.

7. NATUUR, LANDSCHAP, WATERSCHAP
Alles wat groeit en bloeit wijst naar de majesteit van de grote Schepper.
God heeft de aarde goed geschapen.
Alles in volle harmonie met elkaar.
Zonder tegenstrijdigheden.
Zonder botsing van belangen.

De mens heeft echter disharmonie op de aarde gebracht. Zwoegend zal de mens naar harmonie blijven streven. En terecht !
Maar slagen zal hij daarin niet.

Toch zal de aarde eens weer worden, zoals God het eertijds had bedoeld.
Daarvoor is de Verlosser nodig:
Jezus Christus.
Díe zal ons verlossen van disharmonie.
Díe zal de aarde hèrscheppen.
Dat ontslaat de mens echter niet van de plicht om te streven naar harmonische ontplooiing van deze aarde.

De zorg voor natuur en landschap betekent een zorgvuldig afwegen van soms botsende belangen. Goed rentmeesterschap draagt zorg voor zowel ontwikkelen als onderhouden.

7.1 De zorg voor natuur en landschap is niet voorbehouden aan de overheid. De provincie bevordert particulier beheer van natuurgebieden.
Dat kan door een organisatie voor natuurbescherming.
Dat kan ook door de agrarische sector. Als nieuw produkt van de landbouw, met de overheid als afnemer van dat produkt.
Het aankopen van grond voor natuurdoeleinden is pas een tweede keus.
Modern natuurbeleid vergt een goed samenspel van overheid en landbouwer.

7.2 Als de uitvoering van een ontwik-ke-lingstaak leidt tot aantasting van natuur of landschap, dan zal dit moeten worden her-steld of gecompenseerd.

7.3 Gelijksoortige gebie-den met een belangrijke natuurlijke- of landschappelijke waarde worden zo goed mogelijk met elkaar verbonden. Obstakels als wegen worden weggenomen door herroutering. Tweede keus bij natte ecologische verbindingen is de aanleg van bruggen met voldoende natuurlijke ruimte. Bij droge verbindingen tunnels met voldoende natuurlijke ruimte.

7.4 Waterschappen zorgen voor een goed beheer van het oppervlaktewater. Zij moeten bestuurskrachtig zijn en dus niet te klein. Tegelijk biedt kleinschaligheid garantie voor betrokkenheid en plaatselijke bekendheid.
Waterschappen moeten met àlle belangen rekening houden.
Voor een goed beheer van een waterstaatkundige eenheid mag een provinciale grens geen belemmering vormen. Een interprovinciaal waterschap kan dan nodig zijn.
In zaken van algemeen provinci-aal belang kan de provincie financieel bijdragen.
De provincie stelt de hoofdlijnen van het beleid vast.

8. ONDERWIJS, CULTUUR
De eigen zin en betekenis van elk mensenleven komt vooral tot uitdrukking in de talenten die God aan ieder mens heeft gegeven.
Deze talenten kunnen grote verschillen vertonen, maar zijn in dienst van God altijd waardevol.
Mensen behoren ze dan ook in Zijn dienst te gebruiken.
In het belang van de ontwikkeling van de samenleving.

Mensen zijn in de eerste plaats zèlf verantwoordelijk voor het ontplooien van hun talenten.
En ouders voor hun kinderen.
Dat basisonderwijs van ouders uitgaat is daarom normaal, ook al noemt men dat 'bijzonder'.
Openbaar onderwijs zou uitzondering moeten zijn.

De vrijheid van onderwijs is zeer belangrijk. Dat betreft : de vrijheid van richting,
de vrijheid van stichting,
de vrijheid van inrichting.
Deze drie blijven onaantastbaar uitgangspunt.

Het behoud van de laatste school van een bepaalde levensbeschouwelijke richting is van groot belang.

8.1 Cultuur is provinciale subsidie waard als dat van voldoende betekenis is voor de bevolking.
Musea krijgen ook een educatieve functie.
Het Fries museum moet zich richten op Friese oudheden.
De Friese taal is één van beide rijkstalen. De provincie bevordert het gebruik van de Friese taal, ook het schriftelijke gebruik. Inschakeling van de media is daarbij van groot belang.

8.2 Monumenten en andere historisch waardevolle zaken behoren tot de zorg van de provincie. Voor monumenten als leegstaande kerken kunnen andere functies nodig zijn. Dat is beter dan afbraak.

8.3 Omrop Fryslân kan een belangrijke schakel vormen tussen burgers en bestuur. Het is ook erg geschikt als voorlichtingskanaal voor de provincie. De omroeporganisatie moet een afspiegeling zijn van de bevolking.
Provinciale omroepheffingen moeten ook ten goede komen aan lokale omroepen.

8.4 Onderwijs, ook speciaal- en voortgezet onderwijs, moet goed gespreid zijn. Christelijke identiteit moet daarbij mogelijk blijven.
De samenwerkingsschool, waarin overheid en particulie-ren samenwerken, miskent het verschil in karakter tussen openbaar en bijzonder onder-wijs. De vrijheid van inrichting van het onderwijs kan daardoor in het gedrang komen.
De provincie mag daarom geen druk uit-oefenen op gemeentebesturen en bijzonde-re scholen om tot een samenwerkingsschool te komen. Vergro-ting van het aantal leerlingen van een school moet niet worden gezocht in een tussenvorm tussen openbaar en bijzon-der onder-wijs. Vergroting van het voedingsge-bied voor de school is een betere mogelijkheid.

8.5 Vormings-werk en volwassenen-educatie is nodig. Zeker voor mensen die onvoldoende mogelijkheden hebben gehad hun talenten tot ontwikkeling te brengen.

9. RUIMTE, WONEN
Ruimtelijke ordening is een middel om ons land zo goed mogelijk te ontwikkelen.
Er moet ruimte beschikbaar zijn voor economische ontwikkeling met het oog op de werkgelegenheid. Met als randvoorwaarde duurzame ontwikkeling.
Daarnaast moet er ook ruimte beschikbaar zijn voor ontspanning en recreatie.
Zo ontstaat leefruimte waarin mens en samenle-ving zich kunnen ontplooien.
Om de opdracht van God te ver-vullen tot Zijn eer.

9.1 Wonen, werken en recreëren moet dichter bij elkaar gebracht worden. Dat beperkt het verkeer.

9.2 Bestaande open ruimte moeten we zoveel mogelijk handhaven. Noodzakelijke nieuwe wegen en kanalen sluiten zo goed mogelijk aan bij het landschap en bij bestaande wegen en kanalen.

9.3 Grootschalige industrie hoort alleen daar, waar naast wegen ook mogelijkheden voor vervoer over water en spoor aangeboden kunnen worden. Anders kan de milieubelasting een te groot bezwaar vormen. Er moet een ruime afstand tot natuurgebieden zijn.

9.4 Er is verschil in mogelijkheden voor regionale ontplooiing. Er mag echter geen verwaarlozing zijn van achterblijvende gebieden. Ontsluiting van deze gebieden is van groot belang voor de werkgelegenheid en de leefbaarheid.

9.5 Bestemmingsplannen van gemeenten moeten flexibel zijn. Daardoor kan het oneigen-lijk ge-bruik van artikel 19 procedures tot een minimum worden beperkt.

9.6 In de steden moeten woningen en woonomgeving in verpauperde wijken verbeterd worden. Bij de herverdeling van taken tussen gemeenten en provincie kan deze taak aan de gemeenten worden overgedragen.

9.7 De leefbaarheid van kleine dorpen is van groot belang. Dat is echter in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de inwoners zelf: kopen in eigen dorp, investeren in eigen dorp.
Provinciale inspanningen sluiten zo goed mogelijk aan bij de eigen inspanningen van de inwoners. Door gezamenlijke inspanning van inwoners, gemeente en provincie kunnen zoveel mogelijk voorzieningen in stand worden gehouden. De mogelijkheden voor de bouw van woningen en kleine bedrijven worden verruimd.

9.8 De bouw van energiezuinige en betaalbare woningen is een belangrijk punt in het overleg met gemeenten.

10. VERKEER EN VERVOER
Bij de opdracht om de aarde te ontwikkelen is het verplaatsen van mensen en goederen noodzakelijk.

Verkeer verdient aandacht in volgorde van milieu-vriendelijkheid: fiets, schip, trein en pas daarna gemotoriseerd verkeer.

Bevordering van de verkeersveiligheid is het eerste uitgangspunt voor het beleid.
Bereikbaarheid is pas een tweede punt.
De toename van het aantal personenauto's en vrachtauto's is van een lagere orde.

Bij de aanleg van wegen is de bescherming van het milieu, van de natuur en van het landschap erg belangrijk. Schade aan natuur en landschap moet gecompenseerd worden.
Bij de aanleg van een nieuwe weg moet de oude weg worden afgesloten voor doorgaand autoverkeer. Alleen nog te gebruiken door en voor bewoners en door fietsers. In Europees verband zou voor zulke wegen een uniform verkeersbord moeten komen. Een verbodsbord met een groen binnenvlak.

Reclame voor auto's zou landelijk moeten worden voorzien van de volgende waarschuwing: "Auto's schaden het milieu en het leefklimaat. Ze veroorzaken jaarlijks duizenden doden en gewonden."

10.1 Asfalt mag afvalstoffen bevatten, maar asfalt is geen asfaalt voor agressief afval.
Wegbermen zijn heel geschikt om de schade aan natuur en landschap door wegen weer een beetje goed te maken.

10.2 Automobiliteit: het beleid wordt gewijzigd van
terugdringen van vermijdbare automobiliteit naar
terugdringen van de groei van de automobiliteit.
Autorijden moet duurder worden dan het reizen met openbaar vervoer.
Goederenvervoer per schip of per trein moet gestimuleerd worden.

10.3 Open-baar ver-voer is van openbaar belang. Het moet goedkoper en beter worden met méér rijksgeld. Trein en bus beter op elkaar af-stemmen. Buurtbus een kans geven. Sneldiensten doelmatig inzetten.
De trein naar Stavoren wordt omgebouwd tot snel-tram met veel meer haltes.
Het spoor naar Groningen wordt versneld verdubbeld.

10.4 Vaartuigen: scheiding van beroeps- en pleziervaart is gewenst. Beroepsvaart wordt bij voorkeur niet door natuurgebieden geleid.

10.5 Veiligheid is een gewichtige reden om doorgaande wegen buiten dorpen en woonwijken om te leiden. Verdere beperking van de rijsnelheid kan veel leed voorkomen.
Scheiding van verkeerssoorten is dringend nodig. Fietsers moeten daarom meer eigen, veilige fietspaden krijgen, zowel in de bebouwing als daarbuiten.

10.6 De Zuiderzeespoorlijn is van internationale betekenis. Aanleg behoort geen vraag meer te zijn.
Tweede keus is een spoorlijn over de Afsluitdijk : de Groene Kustlijn van Amsterdam naar Nieuweschans.
Bestemmingplannen moeten die mogelijkheid bieden.

10.7 De bereikbaarheid van Noordoost Friesland wordt verbeterd, zowel vanuit Leeuwarden, Drachten als vanuit Buitenpost.

11. WELZIJN EN ZORG
Uit de Bijbel weten we dat het de mens wèl zal gaan, als hij leeft naar Gods Woord. Welzijn is geen doel op zich, maar een gave van God.
In onze samenleving blijkt daarvan maar weinig. Het welzijn van de mens wordt als resultaat gezien van overheidsmaatregelen. Veel mensen zijn daardoor teleurgesteld in de samenleving.

Ieder mens is in de eerste plaats zèlf verantwoordelijk voor zijn ontwikkeling, vorming en ontspanning. Om zijn taak zo goed mogelijk te kunnen verrichten. En om ook ànderen daartoe in staat te stellen.

De overheid kan welzijnsvoorzieningen van openbare betekenis bevorderen. In nauwe samenhang met burgers.
De christelijke identiteit van een instelling mag niet aangevochten worden.
De gedachte dat alle levensovertuigingen het welzijn van de mens evenveel kunnen dienen, is een misvatting. Welzijn is geen neutraal begrip.

De Bijbel leert, dat liefde voor de naaste een plicht is voor ieder mens.
Ook moet de zorg van de overheid uitgaan naar hen die in moeilijke omstandigheden verkeren.

11.1 Emancipatie-activiteiten kunnen eventueel gesteund
worden als zij aan tenminste drie criteria voldoen.
Ze moeten:
a. op provinciale schaal zijn,
b. gericht zijn op ontplooiing van achterstandsgroepen,
c. van voldoende openbare betekenis zijn.

11.2 Gehandicapten ontvangen maximale mogelijkheden voor opleiding, werk, ontspanning, woonomstandigheden en vervoer. Uiteraard voorzover dat in hun vermogen ligt. Mensen, die licha-melijk of verstandelijk gehandicapt zijn, worden in staat gesteld om maatschappelijk zo goed mogelijk te kunnen functioneren.

11.3 Gezondheidszorg en patiëntenorga-nisaties behoren tot regelmatig overleg te komen.
Ambulancevervoer moet op niet te grote afstand overal beschikbaar zijn.

11.4 Jeugdwerk ligt in het verlengde van de taak van de ouders. Ouders en hun particuliere instellingen zijn dus in de eerste plaats zelf verantwoordelijk. De provincie verleent royaal medewerking. Ook aan landelijke orga-nisaties die in onze provincie werkzaam zijn.

11.5 Maatschappelijk werk naar levensbeschouwelijke richting behoort tot de keuzemogelijkheid van de burger. Niet de overheden behoren die keuze te maken.

11.6 Minderheden worden goed en gelijk behandeld. Er wordt gezorgd voor goede huisves-ting, onder-wijs, maatschappelijke dienst-ver-lening, taalcursus-sen en cursussen voor zelfredzaamheid. Vrijheid van godsdienst geldt voor alle gezindten. Voor de bouw van kerken, moskeeën of andere gebedsruimten worden geen subsidies gegeven. Kerk en staat blijven gescheiden zaken.

11.7 Ouderen krijgen weer een eervolle positie in onze maatschappij ('Eer uw vader en moeder'). Zij blijven zo lang mogelijk in een voor hen vertrouwde omgeving wonen. Voldoende geschikte woningen, bereikbaarheid van winkels en openbaar vervoer, veiligheid in en om gebouwen zijn belangrijke zaken. Goede thuiszorg kan een uitstekende bijdrage aan langere zelfstandigheid leveren. Ouderen en ouderenorganisatie worden bij het beleid betrokken.

« Terug

Reacties op 'Verkiezingsprogramma 1995-1999 van het GPV'

Geen berichten gevonden

Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.