Verkiezingsprogramma 1999-2003 van het GPV
vrijdag 12 maart 1999 21:41
Inhoud programma
1. Algemeen
2. Bestuur
3. Financiën
4. Economie en werkgelegenheid
5. Landbouw
6. Natuur en landschap
7. Milieu en water
8. Recreatie
9. Ruimtelijke ordening
10. Verkeer en vervoer
11. Onderwijs, kunst en cultuur
12. Welzijn en zorg
1. Algemeen
Het uitgangspunt van het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV), ook voor de provinciale politiek, is kort omschreven de Bijbel, het Woord van God, zoals dat samenvattend wordt beleden in de gereformeerde belijdenisgeschriften.
In de Bijbel, Romeinen 13, staat, dat de overheid door God in Zijn dienst is aangesteld. Dat zal moeten doorwerken in het beleid. Het beleid, ook van de provinciale overheid, is gebonden aan de universele wet van God. Die wet is onder andere neergelegd in de Tien geboden, die kunnen worden samengevat als het gebod van de liefde tot God en de naaste.
Wat betekent dit nu onder andere?
Enkele punten:
1. Uit de universele wet van God voortvloeiende normen en waarden zijn heel belangrijk voor de samenleving.
2. Aantasting van de Naam van God in de media en op openbare plaatsen moet, als het aan de provincie ligt, worden tegengegaan.
3. Geboden als “Gij zult niet stelen” en “Gij zult geen vals getuigenis spreken” liggen aan de basis van normen voor het integer uitoefenen van politieke en ambtelijke functies.
4. De zondag als rustdag is een norm ook voor de provincie Fryslân als werkgever.
2. Bestuur
De overheid hoort God te eren als de Machtige Schepper en een rechtvaardig beleid te voeren.
De geloofwaardigheid van de overheid zal worden versterkt, als zij op basis van vaste uitgangspunten en in heldere afwegingen tot duidelijke keuzes durft te komen.
Dan zal de overheid respect afdwingen bij de burgers en heeft zij ook een wervende uitstraling als werkgever.
Enkele concrete punten:
1. Uitgangspunt voor de bestuurlijke verdeling van taken zijn de drie bestuurslagen rijk, provincie en gemeente. Voor vormen van brede regionale samenwerking op een schaal tussen de gemeenten en de provincie in, is in Fryslân geen ruimte.
2. Er is op dit moment geen aanleiding om over te gaan tot gemeentelijke herindeling.
3. Het in zelfstandigheid samenwerken van de drie noordelijke provincies moet worden voortgezet.
Er moet ook samen worden opgetrokken met Overijssel en Flevoland om de belangen van het noordoostelijke landsdeel helder te bepleiten.
De belangen van de noordelijke samenwerking houden niet op bij de landsgrens; de samenwerking met de noordelijke Duitse staten Nedersaksen en Bremen wordt steeds belangrijker.
3. Financiën
De provincie beheert de geldmiddelen als een goed rentmeester.
Dit betekent onder andere, dat het meerjarenperspectief reëel sluitend moet zijn.
De eigen belastingen en heffingen moeten daartoe op een redelijk niveau staan.
Aangestipt:
1. Van de Friese samenleving mogen offers worden gevraagd om verkeer en vervoer in de provincie goed te regelen. Voor het overige moeten de lasten niet tot het uiterste van de wettelijke mogelijkheden worden opgerekt.
2. Nieuwe ambities zijn mooi, maar bekostiging daarvan door forse bezuinigingen op bestaand beleid is een weg die wij niet kiezen.
3. Wij staan kritisch tegen verdere privatisering of afstoting van provinciale taken. Verzelfstandiging komt eerder in aanmerking. In ieder geval zullen de verantwoordelijkheden duidelijk moeten worden geregeld.
4. Subsidies aan particuliere instellingen zijn in principe alleen aanvullend. Ook in het subsidiebeleid werken bijbelse normen door.
5. Subsidies worden alleen verleend aan instellingen die voor de provinciale samenleving van betekenis zijn.
6. Provincie en gemeenten moeten helder afbakenen, wie wat subsidieert. Het middel van de koppelsubsidies – als de ene overheid geeft, geeft automatisch ook de andere overheid – moet uitzondering blijven.
4. Economie en werkgelegenheid
Van de overheid mag worden verwacht, dat zij zich maximaal inspant voor het scheppen van werkgelegenheid.
Werk betekent mogelijkheden om met plezier in eigen levensonderhoud te voorzien en ook om de medemens in nood te helpen. Werken en helpen zijn belangrijk, tot eer van God die de mens hiervoor de opdracht gaf.
Daarbij mag het dienen van God en het leven in Zijn dienst niet in het gedrang komen
Enkele punten als vertaling hiervan:
1. De belangen van natuur, milieu en landschap zijn belangrijke factoren in de afweging bij het vestigen of uitbreiden van bedrijven.
2. De grootschalige industriële activiteiten blijven geconcentreerd in de kernzones, de Westergozone (Harlingen-Leeuwarden) en de A-7-zone (Sneek-Joure-Heerenveen- Drachten), die aansluiten op de bestaande vervoersassen.
3. Nieuwe kleinschalige bedrijven moeten in de regio’s buiten de kernzones een kans krijgen.
Bestaande bedrijven buiten de kernzones kunnen zich op hun huidige locatie ontwikkelen.
5. Landbouw
Ook in het landbouwbeleid werkt het rentmeester zijn op deze aarde door. Dat betekent onder andere, dat dit beleid gericht moet zijn op een agrarische bedrijfsvoering die duurzaam economisch verantwoord is.
Wij noemen:
1. Het schoon-milieu-imago van deze belangrijke sector moet worden versterkt. Ook moet de economische basis worden verbreed.
2. De duurzame biologische landbouw verdient een stevige stimulans; dit vanwege de gunstige effecten op het milieu en de meerwaarde van de producten.
3. Er moet worden aangestuurd op het verminderen van het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en van de uitstoot van ammoniak.
4. Landinrichting heeft naast het landbouwkundige aspect ook duidelijk andere doelen: het verbeteren van de natuur (natuurontwikkeling), de recreatiemogelijkheden en de infrastructuur.
5. In de sector van de glastuinbouw zijn vooral bedrijven welkom die zich toeleggen op het toepassen van nieuwe voorzieningen voor besparing op energie, water, gewasbeschermingsmiddelen en afval.
6. Nieuwe bedrijven op het gebied van de intensieve veehouderij worden alleen maar onder strenge voorwaarden (o.a. diervriendelijke huisvesting) toegelaten.
6. Natuur en landschap
Het behoud en versterken van natuur en landschap in hun ecologische samenhang vormt een wezenlijk onderdeel van de taak van rentmeester over de Schepping.
Dit komt o.a. tot uiting in de volgende punten:
1. De verscheidenheid in natuurgebieden en cultuurlandschappen - met hun veelsoortigheid aan planten en dieren - moet worden beschermd en ook verder worden ontwikkeld. Essentieel daarbij is een goede afstemming van beleid op het gebied van de natuur, de waterhuishouding, de ruimtelijke ordening en het milieu.
2. Het gebiedsgerichte milieubeleid, zoals dat vorm heeft gekregen in het ROM-beleid (Ruimtelijke ordening en milieu) moet worden voortgezet en uitgebreid.
3. De boeren en hun organisaties en de verenigingen voor landschapsonderhoud en natuurbeheer spelen een belangrijke rol in het behoud en de uitbouw van het landschap.
4. Gebieden met een belangrijke natuurlijke, landschappelijke of cultuurhistorische waarde moeten zoveel mogelijk met elkaar worden verbonden; dit ter versterking van de ecologische hoofdstructuur.
5. Wij vinden, dat natuur- en milieueducatie een plaats moet hebben in voorlichting en onderwijs.
7. Milieu en water
God heeft de aarde – en voor ons dan speciaal dat deel waarop wij mogen leven en waarvoor wij verantwoordelijkheid mogen dragen – met al haar rijkdom aan landschapsvormen, planten en dieren tot Zijn eer geschapen en aan ons gegeven om die in Zijn dienst te beheren en te ontwikkelen. Het uitgangspunt daarbij is niet een ongeremde economische groei, maar een duurzame ontwikkeling.
Dit leidt tot o.a.:
1. Er moet snel een nieuw provinciaal milieubeleidsplan komen, op te stellen vanuit een samenhangende visie op ruimtelijke ordening, milieu en economie.
2. De provinciale overheid heeft een belangrijke voorbeeldfunctie. Zij zal daarom ook zelf in haar eigen bedrijfsvoering milieu-verantwoord moeten handelen.
3. Een actief communicatiebeleid is nodig om de verantwoordelijkheid voor het milieu onder de aandacht van de samenleving te brengen.
4. Op het gebied van de energie zal de aandacht behalve op vermindering van het verbruik ook gericht moeten worden op opwekking en toepassing van duurzame energie en “natuurstroom”.
5. De windenergie- overeenkomst met het rijk, 200 MW in het jaar 2000, moet in ieder geval worden nagekomen. Het moet ook mogelijk blijven, dat er kleine groepjes windturbines kunnen worden gerealiseerd.
6. Het storten van afval moet worden teruggedrongen. Hergebruik en nuttige toepassing van afvalstoffen moeten daarvoor in de plaats komen; zo is het ook mogelijk te besparen op primaire grondstoffen.
7. Het middel van het financiële waterspoor (waarbij het tariefsysteem van het watergebruik wordt gekoppeld aan de productie, de distributie, het verbruik, de afvoer en de zuivering) leidt er toe, dat er zuiniger wordt omgegaan met kostbaar drinkwater. De ontwikkelingen op dit gebied moeten dan ook worden bevorderd. Daarbij zal wel het draagkrachtbeginsel een rol moeten spelen.
8. In de besluitvorming t.a.v. de winning van delfstoffen en het verlagen van het waterpeil moeten de risico’s voor bodemdaling duidelijk worden meegewogen.
9. Er moet geen radioactief en chemisch afval in de diepe bodem worden opgeslagen.
8. Recreatie
De recreatie is in Fryslân een belangrijke economische factor. De overheid zal mogelijkheden moeten scheppen voor gezonde ontspanning. Maar ook recreëren mag er niet toe leiden, dat het dienen van God en het leven in Zijn dienst in het gedrang komen. Er zijn grenzen aan de groei van de recreatie, daar waar natuur en landschap in gedrang komen.
Enkele punten:
1. Natuur- en landschapsvriendelijke recreatievormen hebben de prioriteit.
2. Vanuit die prioriteit stimuleert de overheid het aanleggen en instandhouden van wandel-, fiets-, kano- en andere vaarroutes en staat positief tegenover het vestigen van kleinschalige verblijfsaccommodaties voor de gebruikers daarvan.
3. Het is belangrijk de beroeps- en pleziervaart te scheiden. Wij staan daarom positief tegenover het maken en verbeteren van alternatieve staande-mast-routes (zoals de Middelseeroute).
4. Er moet ook aandacht zijn voor betaalbare recreatiemogelijkheden voor gezinnen.
5. Bij het gebruik van de recreatievoorzieningen is het verlengen van het seizoen een goede zaak.
6. Het waterwegennet voor de kleine watersport moet op diepte worden gehouden: de overheid speelt daarbij een belangrijke rol.
9. Ruimtelijke ordening en wonen
De overheid moet zorgen voor een goede verdeling van de beschikbare ruimte voor wonen, werken, verkeer, recreëren en natuur. Alle functies moeten daarbij op een verantwoorde manier worden afgewogen. Er moeten dan keuzes worden gemaakt.
Het Friese landschap is een gezonde leefruimte voor mens en samenleving, dat moet zo blijven.
Er moeten voldoende mogelijkheden worden geboden om op een zo kort mogelijke afstand van de werkplek te gaan wonen. Daarnaast is het van belang, dat de leefbaarheid van de kernen, ook de kleine, wordt gewaarborgd.
Het GPV staat daarbij voor:
1. De provincie stimuleert het opstellen van gemeentelijke structuurplannen die worden voorbereid in goed overleg met de lokale bewoners.
2. In iedere kern moet in elk geval kunnen worden gebouwd voor de opvang van de eigen inwoners.
3. Het duurzaam ontwerpen en bouwen is van groot belang voor een goed beheer van de Schepping.
4. In de vormgeving van nieuwe woongebieden en de herinrichting van bestaande wijken wordt zoveel mogelijk gelet op het belang van voetgangers en fietsers. Dat geldt ook voor de verbindingen tussen woon- en werkgebieden.
5. Activiteiten tot behoud en herstel van (cultuur-)historische gebouwen en wijken worden gestimuleerd. Ook worden herinrichting en opwaardering van verpauperende woongebieden waar mogelijk bevorderd.
10. Verkeer en vervoer
Verplaatsing van mensen en goederen is een maatschappelijk gegeven. De weg waarlangs en de manier waarop die verplaatsing plaatsvindt, kan wél beïnvloed worden. Infrastructurele werken moeten worden beoordeeld op hun effecten voor de veiligheid, het milieu en de bereikbaarheid.
De rol van het openbaar vervoer dreigt beperkt te worden tot rendabele verbindingen tussen grotere kernen en alleen op economische gronden te worden gewogen. Voor de leefbaarheid van het Friese platteland is een goede bereikbaarheid van levensbelang.
Daarom de volgende punten:
1. De aanleg van nieuwe infrastructuur moet duurzaam veilig zijn en zo weinig mogelijk (verdere) versnippering van het landschap veroorzaken.
2. De overheid stimuleert zoveel mogelijk een intensivering en uitbreiding van de mogelijkheden voor openbaar vervoer.
3. De aanleg van de Zuiderzeelijn is heel belangrijk, maar dan moeten er in Fryslân wel haltes aan deze lijn komen, in Heerenveen en Drachten. Een totale verdubbeling en de electrificatie van de spoorlijn tussen Leeuwarden en Groningen is ook een goede zaak.
4. De overheid streeft naar betaalbare vervoersmogelijkheden ook voor schoolgaande jeugd en oudere mensen.
5. Wij wijzen een grootscheepsvaarroute naar Drachten door “het nationale park in oprichting de Alde Feanen” af.
6. De overheid moet in haar verkeer- en vervoerbeleid de aanleg van (stalen) aquaducten actief bevorderen. Water- en wegverkeer ondervinden zo minder hinder van elkaar. Er ontstaat ook minder stagnatie en dus minder milieuhinder.
7. Het is niet terecht, dat er vooral aandacht is voor verbetering van auto(snel)wegen; er moet ook worden gedacht aan regionale en lokale knelpunten.
11. Onderwijs, kunst en cultuur
De provincie ziet er op toe, dat er een goede spreiding en verscheidenheid naar richting en voldoende draagvlak binnen het onderwijs tot stand komen.
Ook moet zij ervoor zorgen, dat de pluriformiteit ook t.a.v. de kleinere denominaties gegarandeerd blijft.
Enkele punten:
1. Wij wijzen de samenwerkingsschool af, omdat hierbij het verschil in karakter tussen openbaar en bijzonder onderwijs wordt miskend.
2. De eisen die worden gesteld vanuit de maatschappij en het bedrijfsleven, veranderen snel. Het bedrijfsleven wordt nadrukkelijk betrokken bij de invulling van het beroepsonderwijs. Daarbij moet de richting van het onderwijs niet worden aangetast.
3. De provincie zal medewerking verlenen aan het vormingswerk en de volwasseneneducatie t.b.v. burgers die onvoldoende mogelijkheden hebben hun talenten tot ontwikkeling te brengen.
4. Kunst en cultuur zijn zeker in een tijd als deze - met het grote belang van de commercie - kwetsbaar en kunnen niet zonder de bescherming van de overheid.
5. De provincie verleent geen subsidie aan kunstuitingen die kwetsend zijn voor sommige bevolkingsgroepen.
12. Zorg en welzijn
Een goede gezondheid is een gave van God. Tegelijk betekent een goede gezondheid ook een opdracht die in dienst van God te gebruiken, en er zorgvuldig mee om te gaan.
1. Mensen met een handicap hebben recht op een volwaardige plaats binnen de Friese samenleving.
2. Zorg voor mensen met psychische problemen wordt zo dicht mogelijk bij de eigen leefomgeving geboden.
3. Jeugdbeleid ligt in het verlengde van de taak van ouders. Wij vinden het belangrijk, dat zij die graag gebruik maken van landelijk erkende identiteitsgebonden instellingen, dat ook daadwerkelijk kunnen doen.
4. De werkloosheid onder allochtonen is veel hoger dan die onder autochtonen. Positieve actie en vooral verbetering van het opleidingsniveau zijn sleutelbegrippen bij het bestrijden hiervan.
5. Het maken van onderscheid vanwege ouderdom moet in veel gevallen als leeftijdsdiscriminatie worden afgewezen en tegengegaan.
Wij willen, dat er in onze provincie meer mogelijkheden komen voor tijdelijke opvang van ouderen.
1. Algemeen
2. Bestuur
3. Financiën
4. Economie en werkgelegenheid
5. Landbouw
6. Natuur en landschap
7. Milieu en water
8. Recreatie
9. Ruimtelijke ordening
10. Verkeer en vervoer
11. Onderwijs, kunst en cultuur
12. Welzijn en zorg
1. Algemeen
Het uitgangspunt van het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV), ook voor de provinciale politiek, is kort omschreven de Bijbel, het Woord van God, zoals dat samenvattend wordt beleden in de gereformeerde belijdenisgeschriften.
In de Bijbel, Romeinen 13, staat, dat de overheid door God in Zijn dienst is aangesteld. Dat zal moeten doorwerken in het beleid. Het beleid, ook van de provinciale overheid, is gebonden aan de universele wet van God. Die wet is onder andere neergelegd in de Tien geboden, die kunnen worden samengevat als het gebod van de liefde tot God en de naaste.
Wat betekent dit nu onder andere?
Enkele punten:
1. Uit de universele wet van God voortvloeiende normen en waarden zijn heel belangrijk voor de samenleving.
2. Aantasting van de Naam van God in de media en op openbare plaatsen moet, als het aan de provincie ligt, worden tegengegaan.
3. Geboden als “Gij zult niet stelen” en “Gij zult geen vals getuigenis spreken” liggen aan de basis van normen voor het integer uitoefenen van politieke en ambtelijke functies.
4. De zondag als rustdag is een norm ook voor de provincie Fryslân als werkgever.
2. Bestuur
De overheid hoort God te eren als de Machtige Schepper en een rechtvaardig beleid te voeren.
De geloofwaardigheid van de overheid zal worden versterkt, als zij op basis van vaste uitgangspunten en in heldere afwegingen tot duidelijke keuzes durft te komen.
Dan zal de overheid respect afdwingen bij de burgers en heeft zij ook een wervende uitstraling als werkgever.
Enkele concrete punten:
1. Uitgangspunt voor de bestuurlijke verdeling van taken zijn de drie bestuurslagen rijk, provincie en gemeente. Voor vormen van brede regionale samenwerking op een schaal tussen de gemeenten en de provincie in, is in Fryslân geen ruimte.
2. Er is op dit moment geen aanleiding om over te gaan tot gemeentelijke herindeling.
3. Het in zelfstandigheid samenwerken van de drie noordelijke provincies moet worden voortgezet.
Er moet ook samen worden opgetrokken met Overijssel en Flevoland om de belangen van het noordoostelijke landsdeel helder te bepleiten.
De belangen van de noordelijke samenwerking houden niet op bij de landsgrens; de samenwerking met de noordelijke Duitse staten Nedersaksen en Bremen wordt steeds belangrijker.
3. Financiën
De provincie beheert de geldmiddelen als een goed rentmeester.
Dit betekent onder andere, dat het meerjarenperspectief reëel sluitend moet zijn.
De eigen belastingen en heffingen moeten daartoe op een redelijk niveau staan.
Aangestipt:
1. Van de Friese samenleving mogen offers worden gevraagd om verkeer en vervoer in de provincie goed te regelen. Voor het overige moeten de lasten niet tot het uiterste van de wettelijke mogelijkheden worden opgerekt.
2. Nieuwe ambities zijn mooi, maar bekostiging daarvan door forse bezuinigingen op bestaand beleid is een weg die wij niet kiezen.
3. Wij staan kritisch tegen verdere privatisering of afstoting van provinciale taken. Verzelfstandiging komt eerder in aanmerking. In ieder geval zullen de verantwoordelijkheden duidelijk moeten worden geregeld.
4. Subsidies aan particuliere instellingen zijn in principe alleen aanvullend. Ook in het subsidiebeleid werken bijbelse normen door.
5. Subsidies worden alleen verleend aan instellingen die voor de provinciale samenleving van betekenis zijn.
6. Provincie en gemeenten moeten helder afbakenen, wie wat subsidieert. Het middel van de koppelsubsidies – als de ene overheid geeft, geeft automatisch ook de andere overheid – moet uitzondering blijven.
4. Economie en werkgelegenheid
Van de overheid mag worden verwacht, dat zij zich maximaal inspant voor het scheppen van werkgelegenheid.
Werk betekent mogelijkheden om met plezier in eigen levensonderhoud te voorzien en ook om de medemens in nood te helpen. Werken en helpen zijn belangrijk, tot eer van God die de mens hiervoor de opdracht gaf.
Daarbij mag het dienen van God en het leven in Zijn dienst niet in het gedrang komen
Enkele punten als vertaling hiervan:
1. De belangen van natuur, milieu en landschap zijn belangrijke factoren in de afweging bij het vestigen of uitbreiden van bedrijven.
2. De grootschalige industriële activiteiten blijven geconcentreerd in de kernzones, de Westergozone (Harlingen-Leeuwarden) en de A-7-zone (Sneek-Joure-Heerenveen- Drachten), die aansluiten op de bestaande vervoersassen.
3. Nieuwe kleinschalige bedrijven moeten in de regio’s buiten de kernzones een kans krijgen.
Bestaande bedrijven buiten de kernzones kunnen zich op hun huidige locatie ontwikkelen.
5. Landbouw
Ook in het landbouwbeleid werkt het rentmeester zijn op deze aarde door. Dat betekent onder andere, dat dit beleid gericht moet zijn op een agrarische bedrijfsvoering die duurzaam economisch verantwoord is.
Wij noemen:
1. Het schoon-milieu-imago van deze belangrijke sector moet worden versterkt. Ook moet de economische basis worden verbreed.
2. De duurzame biologische landbouw verdient een stevige stimulans; dit vanwege de gunstige effecten op het milieu en de meerwaarde van de producten.
3. Er moet worden aangestuurd op het verminderen van het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en van de uitstoot van ammoniak.
4. Landinrichting heeft naast het landbouwkundige aspect ook duidelijk andere doelen: het verbeteren van de natuur (natuurontwikkeling), de recreatiemogelijkheden en de infrastructuur.
5. In de sector van de glastuinbouw zijn vooral bedrijven welkom die zich toeleggen op het toepassen van nieuwe voorzieningen voor besparing op energie, water, gewasbeschermingsmiddelen en afval.
6. Nieuwe bedrijven op het gebied van de intensieve veehouderij worden alleen maar onder strenge voorwaarden (o.a. diervriendelijke huisvesting) toegelaten.
6. Natuur en landschap
Het behoud en versterken van natuur en landschap in hun ecologische samenhang vormt een wezenlijk onderdeel van de taak van rentmeester over de Schepping.
Dit komt o.a. tot uiting in de volgende punten:
1. De verscheidenheid in natuurgebieden en cultuurlandschappen - met hun veelsoortigheid aan planten en dieren - moet worden beschermd en ook verder worden ontwikkeld. Essentieel daarbij is een goede afstemming van beleid op het gebied van de natuur, de waterhuishouding, de ruimtelijke ordening en het milieu.
2. Het gebiedsgerichte milieubeleid, zoals dat vorm heeft gekregen in het ROM-beleid (Ruimtelijke ordening en milieu) moet worden voortgezet en uitgebreid.
3. De boeren en hun organisaties en de verenigingen voor landschapsonderhoud en natuurbeheer spelen een belangrijke rol in het behoud en de uitbouw van het landschap.
4. Gebieden met een belangrijke natuurlijke, landschappelijke of cultuurhistorische waarde moeten zoveel mogelijk met elkaar worden verbonden; dit ter versterking van de ecologische hoofdstructuur.
5. Wij vinden, dat natuur- en milieueducatie een plaats moet hebben in voorlichting en onderwijs.
7. Milieu en water
God heeft de aarde – en voor ons dan speciaal dat deel waarop wij mogen leven en waarvoor wij verantwoordelijkheid mogen dragen – met al haar rijkdom aan landschapsvormen, planten en dieren tot Zijn eer geschapen en aan ons gegeven om die in Zijn dienst te beheren en te ontwikkelen. Het uitgangspunt daarbij is niet een ongeremde economische groei, maar een duurzame ontwikkeling.
Dit leidt tot o.a.:
1. Er moet snel een nieuw provinciaal milieubeleidsplan komen, op te stellen vanuit een samenhangende visie op ruimtelijke ordening, milieu en economie.
2. De provinciale overheid heeft een belangrijke voorbeeldfunctie. Zij zal daarom ook zelf in haar eigen bedrijfsvoering milieu-verantwoord moeten handelen.
3. Een actief communicatiebeleid is nodig om de verantwoordelijkheid voor het milieu onder de aandacht van de samenleving te brengen.
4. Op het gebied van de energie zal de aandacht behalve op vermindering van het verbruik ook gericht moeten worden op opwekking en toepassing van duurzame energie en “natuurstroom”.
5. De windenergie- overeenkomst met het rijk, 200 MW in het jaar 2000, moet in ieder geval worden nagekomen. Het moet ook mogelijk blijven, dat er kleine groepjes windturbines kunnen worden gerealiseerd.
6. Het storten van afval moet worden teruggedrongen. Hergebruik en nuttige toepassing van afvalstoffen moeten daarvoor in de plaats komen; zo is het ook mogelijk te besparen op primaire grondstoffen.
7. Het middel van het financiële waterspoor (waarbij het tariefsysteem van het watergebruik wordt gekoppeld aan de productie, de distributie, het verbruik, de afvoer en de zuivering) leidt er toe, dat er zuiniger wordt omgegaan met kostbaar drinkwater. De ontwikkelingen op dit gebied moeten dan ook worden bevorderd. Daarbij zal wel het draagkrachtbeginsel een rol moeten spelen.
8. In de besluitvorming t.a.v. de winning van delfstoffen en het verlagen van het waterpeil moeten de risico’s voor bodemdaling duidelijk worden meegewogen.
9. Er moet geen radioactief en chemisch afval in de diepe bodem worden opgeslagen.
8. Recreatie
De recreatie is in Fryslân een belangrijke economische factor. De overheid zal mogelijkheden moeten scheppen voor gezonde ontspanning. Maar ook recreëren mag er niet toe leiden, dat het dienen van God en het leven in Zijn dienst in het gedrang komen. Er zijn grenzen aan de groei van de recreatie, daar waar natuur en landschap in gedrang komen.
Enkele punten:
1. Natuur- en landschapsvriendelijke recreatievormen hebben de prioriteit.
2. Vanuit die prioriteit stimuleert de overheid het aanleggen en instandhouden van wandel-, fiets-, kano- en andere vaarroutes en staat positief tegenover het vestigen van kleinschalige verblijfsaccommodaties voor de gebruikers daarvan.
3. Het is belangrijk de beroeps- en pleziervaart te scheiden. Wij staan daarom positief tegenover het maken en verbeteren van alternatieve staande-mast-routes (zoals de Middelseeroute).
4. Er moet ook aandacht zijn voor betaalbare recreatiemogelijkheden voor gezinnen.
5. Bij het gebruik van de recreatievoorzieningen is het verlengen van het seizoen een goede zaak.
6. Het waterwegennet voor de kleine watersport moet op diepte worden gehouden: de overheid speelt daarbij een belangrijke rol.
9. Ruimtelijke ordening en wonen
De overheid moet zorgen voor een goede verdeling van de beschikbare ruimte voor wonen, werken, verkeer, recreëren en natuur. Alle functies moeten daarbij op een verantwoorde manier worden afgewogen. Er moeten dan keuzes worden gemaakt.
Het Friese landschap is een gezonde leefruimte voor mens en samenleving, dat moet zo blijven.
Er moeten voldoende mogelijkheden worden geboden om op een zo kort mogelijke afstand van de werkplek te gaan wonen. Daarnaast is het van belang, dat de leefbaarheid van de kernen, ook de kleine, wordt gewaarborgd.
Het GPV staat daarbij voor:
1. De provincie stimuleert het opstellen van gemeentelijke structuurplannen die worden voorbereid in goed overleg met de lokale bewoners.
2. In iedere kern moet in elk geval kunnen worden gebouwd voor de opvang van de eigen inwoners.
3. Het duurzaam ontwerpen en bouwen is van groot belang voor een goed beheer van de Schepping.
4. In de vormgeving van nieuwe woongebieden en de herinrichting van bestaande wijken wordt zoveel mogelijk gelet op het belang van voetgangers en fietsers. Dat geldt ook voor de verbindingen tussen woon- en werkgebieden.
5. Activiteiten tot behoud en herstel van (cultuur-)historische gebouwen en wijken worden gestimuleerd. Ook worden herinrichting en opwaardering van verpauperende woongebieden waar mogelijk bevorderd.
10. Verkeer en vervoer
Verplaatsing van mensen en goederen is een maatschappelijk gegeven. De weg waarlangs en de manier waarop die verplaatsing plaatsvindt, kan wél beïnvloed worden. Infrastructurele werken moeten worden beoordeeld op hun effecten voor de veiligheid, het milieu en de bereikbaarheid.
De rol van het openbaar vervoer dreigt beperkt te worden tot rendabele verbindingen tussen grotere kernen en alleen op economische gronden te worden gewogen. Voor de leefbaarheid van het Friese platteland is een goede bereikbaarheid van levensbelang.
Daarom de volgende punten:
1. De aanleg van nieuwe infrastructuur moet duurzaam veilig zijn en zo weinig mogelijk (verdere) versnippering van het landschap veroorzaken.
2. De overheid stimuleert zoveel mogelijk een intensivering en uitbreiding van de mogelijkheden voor openbaar vervoer.
3. De aanleg van de Zuiderzeelijn is heel belangrijk, maar dan moeten er in Fryslân wel haltes aan deze lijn komen, in Heerenveen en Drachten. Een totale verdubbeling en de electrificatie van de spoorlijn tussen Leeuwarden en Groningen is ook een goede zaak.
4. De overheid streeft naar betaalbare vervoersmogelijkheden ook voor schoolgaande jeugd en oudere mensen.
5. Wij wijzen een grootscheepsvaarroute naar Drachten door “het nationale park in oprichting de Alde Feanen” af.
6. De overheid moet in haar verkeer- en vervoerbeleid de aanleg van (stalen) aquaducten actief bevorderen. Water- en wegverkeer ondervinden zo minder hinder van elkaar. Er ontstaat ook minder stagnatie en dus minder milieuhinder.
7. Het is niet terecht, dat er vooral aandacht is voor verbetering van auto(snel)wegen; er moet ook worden gedacht aan regionale en lokale knelpunten.
11. Onderwijs, kunst en cultuur
De provincie ziet er op toe, dat er een goede spreiding en verscheidenheid naar richting en voldoende draagvlak binnen het onderwijs tot stand komen.
Ook moet zij ervoor zorgen, dat de pluriformiteit ook t.a.v. de kleinere denominaties gegarandeerd blijft.
Enkele punten:
1. Wij wijzen de samenwerkingsschool af, omdat hierbij het verschil in karakter tussen openbaar en bijzonder onderwijs wordt miskend.
2. De eisen die worden gesteld vanuit de maatschappij en het bedrijfsleven, veranderen snel. Het bedrijfsleven wordt nadrukkelijk betrokken bij de invulling van het beroepsonderwijs. Daarbij moet de richting van het onderwijs niet worden aangetast.
3. De provincie zal medewerking verlenen aan het vormingswerk en de volwasseneneducatie t.b.v. burgers die onvoldoende mogelijkheden hebben hun talenten tot ontwikkeling te brengen.
4. Kunst en cultuur zijn zeker in een tijd als deze - met het grote belang van de commercie - kwetsbaar en kunnen niet zonder de bescherming van de overheid.
5. De provincie verleent geen subsidie aan kunstuitingen die kwetsend zijn voor sommige bevolkingsgroepen.
12. Zorg en welzijn
Een goede gezondheid is een gave van God. Tegelijk betekent een goede gezondheid ook een opdracht die in dienst van God te gebruiken, en er zorgvuldig mee om te gaan.
1. Mensen met een handicap hebben recht op een volwaardige plaats binnen de Friese samenleving.
2. Zorg voor mensen met psychische problemen wordt zo dicht mogelijk bij de eigen leefomgeving geboden.
3. Jeugdbeleid ligt in het verlengde van de taak van ouders. Wij vinden het belangrijk, dat zij die graag gebruik maken van landelijk erkende identiteitsgebonden instellingen, dat ook daadwerkelijk kunnen doen.
4. De werkloosheid onder allochtonen is veel hoger dan die onder autochtonen. Positieve actie en vooral verbetering van het opleidingsniveau zijn sleutelbegrippen bij het bestrijden hiervan.
5. Het maken van onderscheid vanwege ouderdom moet in veel gevallen als leeftijdsdiscriminatie worden afgewezen en tegengegaan.
Wij willen, dat er in onze provincie meer mogelijkheden komen voor tijdelijke opvang van ouderen.
Reacties op 'Verkiezingsprogramma 1999-2003 van het GPV'
Geen berichten gevonden
Log in om te kunnen reageren op nieuwsberichten.